Titel |
---|
6 MAART 1996. - Omzendbrief nr. 429. Diverse modaliteiten ter uitvoering van de wet van 3 juli
1967 betreffende de vergoeding voor arbeidsongevallen in de overheidssector : verjaring en herverzekering
Aan alle federale, gemeenschaps-, gewestelijke, provinciale of plaatselijke overheidsbesturen, -inrichtingen
of -diensten die onderworpen zijn aan de wet van 3 juli 1967 betreffende de vergoeding voor arbeidsongevallen
of ongevallen op de weg naar en van het werk in de overheidssector. Bron : OPENBAAR AMBT Publicatie : 12-03-1996 Inwerkingtreding : 22-03-1996 Dossiernummer : 1996-03-06/33 |
Inhoudstafel | ||
---|---|---|
Art. M, M1, M2, M3 |
Tekst | ||
---|---|---|
Artikel M.
Het protocol nr. 75 dat door de verschillende overheden in het gemeenschappelijk
comité voor alle overheidsdiensten werd afgesloten, bevat verschillende
kwalitatieve maatregelen met het oog op een betere uitvoering van de in
rand vermelde wet betreffende de vergoeding voor arbeidsongevallen in de
overheidssector. Wij verzoeken U dus er de personeelsdiensten die onder uw gezag staan en die ambtenaren beheren op wie de genoemde wet toepasselijk is gemaakt aan te herinneren dat voortaan de aandacht van de personeelsleden moet worden gevestigd op de volgende punten : Art. M1. A. Stuiting of schorsing van de verjaring Voortaan dient aan de brief of aan het document dat een dergelijk type van ongeval erkent ten gunste van een personeelslid, een nota te worden toegevoegd die de volgende elementen mededeelt : 1° dat de verjaringstermijn voor de vordering tot betaling der vergoedingen aanvangt op de datum van de arbeidsonbekwaamheid, datum die meestal de dag van het ongeval is; 2° dat de termijn een duur van 3 jaar heeft indien hij niet gestuit of geschorst wordt op een aan de wet conforme manier; (zie de omzendbrief n° 457 %%1998-02-10/35%%) 3° dat deze verjaring kan gestuit of geschorst worden : - door een bij de post aangetekende brief (het is niet nodig de ontvangstmelding te gebruiken, maar een gewone brief volstaat niet); - door een vordering tot betaling uit hoofde van het ongeval op grond van zijn eigen oorzaak of van een andere oorzaak. Het meest voorkomende geval in dat verband is de vordering door het slachtoffer op grond van het ongeval tegen een derde aansprakelijke. In dat geval begint de verjaring opnieuw te lopen vanaf de uiteindelijke uitspraak; - of op een wijze die conform is aan de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek (artikelen 2242 tot 2258). In de laatste veronderstelling moet de ambtenaar-slachtoffer uit de houding van het bevoegde bestuur een uitdrukkelijke of stilzwijgende erkenning kunnen afleiden van het recht op vergoeding, wat een stuiting of schorsing van de verjaring mogelijk maakt. Het eenvoudigste geval is natuurlijk dat van de vrijwillige uitbetaling der vergoedingen. De stuiting of schorsing van de verjaring op één van de hierboven opgesomde manieren, met uitzondering van de dagvaarding in rechte, doet een nieuwe termijn van 3 jaar lopen en zo nodig zal die opnieuw door één van de bovenvermelde middelen dienen onderbroken te worden. De aandacht van de ambtenaren dient erop te worden gevestigd dat de volgende feiten in geen geval kunnen geacht worden de verjaring te onderbreken : - het feit ontvangst te melden van de aangifte van het ongeval; - het feit dat het dossier wordt doorgestuurd aan het orgaan dat met het medisch toezicht belast is; - en vooral de vordering van het slachtoffer tegen de verzekeraar van de overheid als laatstgenoemde kan gebruik maken van de mogelijkheid om zich te herverzekeren. Art. M2. B. Regeling in geval van herverzekering Het koninklijk besluit van 12 juni 1970, genomen ter uitvoering van de wet van 3 juli 1967, machtigt sommige instellingen van openbaar nut een contract af te sluiten met een erkende verzekeringsmaatschappij tegen vaste premies of bij een erkende gemeenschappelijke verzekeringskas, om zich te herverzekeren tegen de wettelijke verplichtingen. Deze mogelijkheid bestaat eveneens in het koninklijk besluit van 13 juli 1970 dat de wet heeft ingevoerd ten opzichte van de provinciale en plaatselijke besturen en inrichtingen. Deze mogelijkheid heeft tot talrijke functiestoornissen of verkeerde interpretaties geleid waarop wij met deze omzendbrief willen reageren. Ziehier de principes die de besturen en instellingen moeten leiden welke de weg van de herverzekering gekozen hebben : 1° de maatschappij die de herverzekering ten laste neemt, heeft in de toepassing van de wet van 3 juli 1967 een louter financiële rol. Ze blijft met betrekking tot de getroffene een derde en wordt geenszins in de plaats gesteld in de verplichtingen en rechten van de werkgever, die eigen verzekeraar voor de ambtenaar blijft; 2° bijgevolg moet de aangifte van ongeval altijd bij de administratieve diensten van de werkgever gebeuren en niet bij de verzekeringsonderneming. Dit dossier moet worden overhandigd aan de Administratieve Gezondheidsdienst of aan de instelling die zijn verplichtingen heeft overgenomen maar die nooit de geneeskundige dienst van de herverzekeraar is; 3° enkel de betrokken werkgever is bevoegd om over de erkenning van het ongeval te beslissen, en de beroepsprocedures moeten via de Administratieve Gezondheidsdienst gaan en niet via de herverzekeringsmaatschappij; 4° een eventuele klacht van de getroffene kan enkel tegen zijn werkgever gericht zijn en niet tegen de herverzekeringsmaatschappij. De personeelsleden hoeven niet in te gaan op verwittigings- of aanmaningsbrieven die hun rechtstreeks door de herverzekeringsmaatschappij zouden worden toegestuurd : laatstgenoemde heeft enkel de werkgever en eventueel de Administratieve Gezondheidsdienst als gesprekspartner, vooral in geval van medische expertise van deze laatste. Wij herinneren eraan dat de eventuele geneesheer-adviseur van de herverzekeringsmaatschappij geen enkel medisch gezag tegenover de getroffene heeft; 5° in dat verband is het belangrijk eraan te denken dat het de Administratieve Gezondheidsdienst is die beslist over het eventuele blijvende ongeschiktheidspercentage en de datum van consolidatie van het ongeval. Het is nuttig eraan te herinneren dat artikel 9, eerste lid van het voormelde koninklijk besluit bepaalt dat de plaatselijke overheid kan beoordelen of het door de AGD erkende invaliditeitspercentage dient te worden verhoogd; 6° tot slot mag de herverzekering niet tot gevolg hebben dat de rechten die door de wet van 3 juli 1967 aan de getroffene worden toegekend, verminderd of opgeheven worden. Anders gezegd, de overheidswerkgever mag zich niet achter de mening van zijn herverzekeraar verschuilen om zijn weigering tot toekenning van bepaalde vergoedingen aan het slachtoffer te rechtvaardigen. Zo vernemen wij dat meer bepaald in de provinciale en plaatselijke besturen, de terugbetaling van farmaceutische kosten regelmatig geweigerd wordt : deze handelwijze is onwettelijk. Art. M3. C. Om in de toekomst elk misverstand te vermijden zal de onder punt A vermelde nota voor de betrokken ambtenaren die bij punt B betrokken zijn, worden aangevuld met de hierboven uiteengezette principes. Het lijkt ons noodzakelijk dat elke werkgever die een herverzekeringsovereenkomst heeft afgesloten, de polis zou herlezen om na te gaan of er geen bepalingen in voorkomen die ingaan tegen de hierboven uiteengezette principes en eventueel de herziening ervan te vragen. Wij verzoeken alle betrokken diensten zich zo spoedig mogelijk te schikken naar de hierboven beschreven procedures en in elk geval voor ieder erkend ongeval na het bekendmaken van deze omzendbrief in het Belgisch Staatsblad. Mevrouw en de Heren gouverneurs worden verzocht in het Bestuursmemoriaal de datum te willen vermelden waarop deze omzendbrief in het Belgisch Staatsblad zal zijn bekendgemaakt. De Eerste Minister, J.-L. Dehaene. De Minister van Binnenlandse Zaken, J. Vande Lanotte. De Minister van Ambtenarenzaken, A. Flahaut. |
Aanhef | |||
---|---|---|---|
Mijnheer de Minister-president, Mevrouw of Mijnheer de Minister, Mijnheer de Staatssecretaris, Mevrouw of Mijnheer de Gouverneur, Mevrouw of Mijnheer de Voorzitter van een intercommunale, Mevrouw of Mijnheer de Burgemeester, Mevrouw of mijnheer de Voorzitter van een Openbaar Centrum voor maatschappelijk welzijn, |